Ontdek
Meubels
De meubels die Josephine Polak in 1933 aan Museum Rotterdam schonk, zijn toegeschreven aan de Rotterdamse fabrikant Johann Diedrich Schmidt & Co. Al in het jaarverslag van 1933 wordt Schmidt als maker genoemd, wat vermoedelijk gebeurde op basis van informatie van Josephine. Bovendien bevat de collectie ook een envelopje met de afbeelding van het bedrijfspand én een daarin passend kaartje van zijn broer, “Beeldhouwer en Ornementist” Cord Heinrich Schmidt. Het sierlijk gedecoreerde visitekaartje verwijst naar historische stijlen als rococo, renaissance en gotiek. Waarschijnlijk had Cord Heinrich als tekenaar en ornamenteel beeldhouwer een aandeel in de meubels die door Johann Diedrich werden geleverd. Hij werd door tijdgenoten geprezen om zijn levendige snijwerk, en precies dat beweeglijke, elegante snijwerk met de krullen en “rocailles” van het visitekaartje is te zien in de meubels van dit ensemble.
Zoals het visitekaartje al suggereert, lieten ambachtslieden, kunstenaars en architecten zich tussen 1850 en 1900 inspireren door verschillende stijlen uit het verleden. In deze zogenaamde ‘neostijlen’ maakten zij hun eigen interpretaties van bijvoorbeeld de gotiek, Hollandse renaissance, barok en rococo. Rond 1875 was het gebogen houtwerk met de overdadige krullen, golven, bloemen en schelpen van de neorococo-stijl favoriet. Ook de familie Polak-Rosenthal koos deze rijk versierde en comfortabele meubels, die luxe en welvaart uitstraalden.
Toch verloren de neorococo meubels hun status. “Versiering bij het Kilogram”, schreef architect J.B. Kam in 1886 spottend. “Geen eigen stijl”, oordeelden de smaakmakers uit de twintigste eeuw, die zich daarom afzetten tegen neostijlen. Handboeken voor de huisvrouw vonden de vele “overtolligheden” in dergelijke interieurs niet alleen smakeloos, maar ook weinig doelmatig en uiterst onhygiënisch.
Het duurde lang voordat er weer met frisse blik naar dergelijke meubels werd gekeken. Met enige trots werden de vitrinekast, salontafel, chaise-longue en het damesschrijftafeltje in 1995 getoond in het Rijksmuseum in Amsterdam. Deze tentoonstelling – met de provocerende titel “De Lelijke Tijd” – luidde een herwaardering van dergelijke pronkstukken in.